Iedereen in de Staatsliedenbuurt ging - zodra er ook maar een laagje ijs lag - schaatsen, vanaf het Westerpark tot aan de Boldootfabriek en weer terug. Met heel veel vallen en opstaan heb ik daar schaatsen geleerd, op Friese doorlopers, altijd struikelend over de vastbindlinten en achter de keukenstoel van mijn moeder. En zomers als het mooi weer was speelden we indiaantje in het Westerpark. En soms lagen wij, mijn vriendjes en ik, aan de wallekant van de Haarlemmervaart/Haarlemmerweg vissen te vangen met een bamboerietje en een afgeknipte nylonkous. Op een dag zag mijn vader - die toevallig langsreed op zijn fiets- mij daar hangen en ik kreeg zo hard een pak op m’n billen, dat ik er drie dagen niet van heb kunnen zitten.
Het was heerlijk om het park zo aan de overkant te hebben. Het enige wat we moesten doen was vanuit de van der Duijnstraat de drukke van Haarlemmerweg oversteken en dan de houten brug over, langs de ingang van de gasfabriek, naar het park. Zowel zomers als 's winters was er veel te doen. Op de Haarlemmerdijk was Bioscoop Hollandia. Daar gingen we zondagsmiddags voor een kwartje naar cowboyfilms met Roy Rogers kijken. En na de film speelden we het spel na. Pistooltjes van lucifersdoosje met elastiek aan elkaar gemaakt. ’s Avonds kwam de visboer door de straat en schreeuwde dan heel hard dat hij mosselen, garnalen en andere verse vis in de aanbieding had. Mijn moeder ging dan altijd drie hoog de trap af naar beneden om een maaltje vis te halen. Daarna zaten we dan aan de keukentafel in de kamerkeuken met elkaar garnalen te pellen.
Gepubliceerd: 28 juli 2006